Paus Franciscus’ tweede catechese over de Eucharistie (12-2-2014)

KN140217a(audiëntie)
Vaticaanstad 12 februari 2014.
WOORD VAN DE PAUS

Tijdens de algemene audiëntie van 12 februari op het sint Pietersplein vervolgde paus Franciscus de catechesecyclus over de Sacramenten en bleef opnieuw stilstaan bij het Sacrament van de Eucharistie.

In de vorige catechese heb ik er op gewezen dat de Eucharistie ons binnenleidt in de werkelijke communio/gemeenschap met Jezus en zijn mysterie. Vandaag kunnen we ons enkele vragen stellen over de relatie tussen de Eucharistie die wij vieren en ons leven als Kerk en als individuele christenen. Hoe beleven wij de Eucharistie? Hoe beleven wij dat, als wij zondags naar de Mis gaan? Is zij voor ons alleen maar een feestelijk ogenblik, een gevestigde traditie, een gelegenheid voor ontmoeting met elkaar, of is het iets meer?

Er zijn enkele zeer concrete aanwijzingen om te begrijpen hoe wij dit alles beleven; hoe wij de Eucharistie beleven; welke signalen ons duidelijk maken of wij de Eucharistie goed of niet goed beleven. De eerste aanwijzing is de manier waarop we kijken naar de anderen. In de Eucharistie hernieuwt Christus steeds weer de offergave van zichzelf aan het Kruis. Heel zijn leven is een akte van onvoorwaardelijke zelfgave uit liefde; daarom hield Hij er ook van om bij zijn leerlingen te zijn en bij alle mensen die Hij had leren kennen. Dat betekende voor Hem ook, delen in hun verlangens, hun problemen, in dat wat hun ziel en leven beroerde. Als we vandaag de dag deelnemen aan de Heilige Mis, dan zijn we samen met allerlei mensen: jongeren, ouderen, kinderen, armen en rijken; oorspronkelijke bewoners en vreemdelingen; mensen die alleen zijn of samen met hun gezin of familie zijn gekomen… Maar bewerkt de viering van de Eucharistie, waaraan ik deelneem, dat ik allen zonder uitzondering waarlijk als mijn broeders en zusters kan ervaren? Doet de Eucharistie in mij de vaardigheid groeien om me te verheugen met hen die blij zijn, en met hen te treuren die bedroefd zijn? Wekt zij in mij de drang om naar de armen te gaan, naar de zieken, naar de gemarginaliseerden? Helpt zij mij om in hen het gelaat van Jezus te herkennen? Wij allen gaan naar de Mis omdat we van Jezus houden en door de Eucharistie willen delen in zijn lijden en verrijzenis. Maar houden wij wel van de broeders en zusters die het meest in nood zijn, zoals Jezus dat wil? Een voorbeeld: in Rome hebben wij deze dagen veel sociale spanningen gezien, of door de regen die zo veel schade heeft aangericht aan hele wijken, of door de gestegen werkeloosheid als gevolg van de economische crisis in heel de wereld. Ik vraag me af, en ieder van ons zou zich dat moeten afvragen: Hoe beleef ik dit; ik die naar de Mis ga? Maak ik me bezorgd om te helpen; om mensen nabij te zijn, om te bidden voor degenen die deze problemen hebben? Of laat het me gewoon onverschillig? Of is mijn enige zorg na de Mis te kunnen deelnemen aan de achterklap: heb je gezien hoe zij of hij gekleed is? Soms is het dat, wat wij na de Mis doen. En dat moet men niet doen! Onze gedachten moeten uitgaan naar onze broeders en zusters die in nood zijn ten gevolge van ziekte of een ander probleem. Vandaag de dag zou het goed zijn om aan de broeders en zusters te denken, die hier in Rome in de problemen zijn geraakt: problemen veroorzaakt door ongekende hoeveelheid regen, door werkeloosheid. Laten we Jezus, die we ontvangen in de Eucharistie, vragen ons te helpen om hen te helpen.

Een tweede belangrijke aanwijzing is de genade van het zich vergeven weten en van de eigen vergevingsgezindheid. Soms zijn er mensen die zich afvragen: ‘Waarom zou je naar de kerk gaan; waarom zou je naar de Mis gaan, als zij die regelmatig aan de Heilige Mis deelnemen, net zo zondaars zijn als alle anderen?’ Hoeveel keren hebben we dat al gehoord! In werkelijkheid is het zo, dat degenen die aan de Eucharistie deelnemen dat niet doen om beter te lijken dan de ander, maar juist omdat zij steeds meer erkennen dat zij de barmhartigheid van God nodig te hebben, die vlees is geworden in Jezus Christus. Wie van ons niet de noodzaak voelt van Gods barmhartigheid, zich niet voelt als een zondaar, zou er beter aan doen om niet naar de Mis te gaan! Wij gaan naar de Mis omdat we zondaars zijn en omdat we Gods vergeving willen ontvangen, willen deelnemen aan de verlossing van Jezus, aan zijn vergeving. Als wij aan het begin van de Mis onze schuldbelijdenis uitspreken, dan is geen kwestie van een ‘pro forma’, maar een ware akte van boete! Ik ben een zondaar en ik belijd! Zo is het begin van de Mis! We moeten nooit vergeten dat het Laatste Avondmaal plaats had “in de nacht waarin Hij werd overgeleverd” (1 Kor 11,23). In het brood en de wijn die wij offeren en waar omheen wij ons verzamelen, hernieuwt zich iedere keer de gave van het van het lichaam en van het bloed van Christus voor de vergeving van onze zonden. Wij moeten deemoedig naar de Mis gaan, als zondaars en de Heer zal ons vergeving en verzoening geven.

Een laatste kostbare aanwijzing wordt ons geboden door de relatie tussen de eucharistische viering en het leven van onze christelijke gemeenschappen. We mogen nooit vergeten dat de Eucharistie niet iets is wat wij doen; het is niet onze herdenking van wat Jezus zei en deed. Neen. Het is een eigen handeling van Christus! Het is Christus zelf die daar handelt, die op het altaar aanwezig is. Het is een gave van Christus, die zichzelf tegenwoordig maakt en ons om zich heen weet te scharen om ons te voeden met zijn Woord en met zijn leven. Dit betekent dat de missie en de identiteit zelf van de Kerk daar ontspringen, vanuit de Eucharistie, en steeds van daaruit hun vorm aannemen. Een viering kan onberispelijk zijn, heel mooi zijn vanuit uiterlijk oogpunt, maar als zij ons niet leidt tot een ontmoeting met Jezus Christus, brengt zij ons hart en ons leven niet de minste voeding. Door de Eucharistie wil Christus binnentreden in ons bestaan en ons met zijn genade doordringen, zodat er in elke christelijke gemeenschap een samenhang is tussen liturgie en leven.

Ons hart vult zich met vertrouwen en vertrouwen als we denken aan de woorden van Jezus in het Evangelie: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwig leven en ik zal hem doen opstaan op de laatste dag” (Joh 6,54). Laten wij de Eucharistie beleven in een geest van geloof, van gebed, van vergeving, van boetedoening, van gemeenschappelijk vreugde, van zorg voor de armen en voor de behoeften van zo vele broeders en zusters, in de zekerheid dat de Heer ons zal schenken wat Hij heeft beloofd: het eeuwige leven. Dat het zo moge zijn!

Samenvatting en traductie Sef Adams

© copyright 2014 Sef Adams; het auteursrecht van deze samenvatting en traductie wordt ook ten aanzien van artikel 15 van de Auteurswet uitdrukkelijk voorbehouden!

Dit bericht is geplaatst in Sine fine. Bookmark de permalink.