Grote schoonmaak van de liturgie. (26-2-2003)

Samenvatting door Sef Adams van de catechese van de paus, 26 februari 2003 (eerder gepubliceerd in Katholiek Nieuwsblad)

Paus Johannes Paulus II heeft zich uitgesproken voor een grote schoonmaak van de liturgie. De liturgie moet gereinigd worden van ‘stijlvervaging’,  van ‘onverzorgde en slordige uitdrukkingsvormen’, en van ‘slonzige en lichtzinnige melodieën’. Dergelijke fenomenen horen niet thuis in de grootsheid van de liturgie. Tijdens de algemene audiëntie voor de Rome-pelgrims op 26 februari nodigde de paus bisdommen en parochies uit tot gewetensonderzoek, en om terug te keren tot de schoonheid van gebed, muziek en zang in de liturgie. Immers tot het liturgisch gebed behoren niet alleen theologische correcte formuleringen, maar ook veeleisende en vooral waardige uitdrukkingsvormen. Rode draad voor dit alles was zijn commentaar op psalm 150: ‘De veelstemmige lofprijzing’, die gebeden wordt in de Lauden van zondag in de 4e week.

Psalm 150 is een vreugdevolle en feestelijke lofprijzing van de Heer en iedereen is uitgenodigd om zich met deze uitbundige lofzang te verenigen. Alle mannen en vrouwen zijn geroepen om dank te zingen aan de Schepper voor de gave van hun bestaan. In zijn bewonderenswaardige eenvoud roept psalm 150 alle christengelovigen op tot voortdurende lofprijzing van God, die door de zinnen niet kan worden waargenomen en vol mysterie is. Toch is God de mensen steeds nabij en handelt in de geschiedenis door zijn luisterrijke daden, waarin Hij zijn glorie en kracht openbaart.

De liturgie, die God en de mens bij elkaar brengt, nodigt allen uit zich door de Heilige Geest te laten vervullen om God, de Vader, te danken in de naam van de Heer Jezus Christus in een harmonie van stemmen en klank, in psalmen en liederen (Ef.5,19-12). Liturgie is het voortdurend en volkomen bidden, waarin de Kerk Gods heilshandelen gelovig en tastbaar viert. De liturgie verbindt aarde en hemel, tijd en eeuwigheid. In het opstijgen van ons gebed tot het licht van God en in het wonderbaarlijk afdalen van de Heer op het altaar, voltrekt zich de meest schone ontmoeting, die mensen mogen en kunnen ervaren. Omdat wij in de liturgie reeds nu een stuk van de hemel proeven, moet zij van al het banale vrij blijven. Niets mag het uitzicht op de schoonheid van God hinderen! Met psalm 150 zal de lofprijzing van de allerhoogste God helder en zuiver klinken: Looft God in zijn heiligdom, looft Hem in zijn hoge hemel. Looft Hem om zijn grote daden, looft Hem om zijn majesteit (v.1-2).

Ik nodig derhalve de katholieke gemeenschappen uit om een ernstig gewetensonderzoek te doen en terug te keren naar een steeds meer schone en waardige liturgie, waarin men geroepen is om de grootsheid te laten blijken van het mysterie van het Verbond tussen God en de mens, dat gevierd wordt in alle liturgische handelen. (SA)

Dit bericht is geplaatst in Woord P. Johannes-Paulus II met de tags , . Bookmark de permalink.