Eucharistie in gevaar?

door Sef Adams, 7 april 2003 (verschenen in Katholiek Nieuwsblad)

De Eucharistie is de meest kostbare schat van de Kerk, leert Vaticanum II. Veertig jaar later schrijft kardinaal Meisner van Keulen aan zijn clerus dat twee elementen in het eucharistie-begrip ernstig in gevaar zijn: het offerkarakter van de heilige Mis en de werkelijke tegenwoordigheid van onze Heer onder de gedaanten van brood en wijn. Door de eenzijdige nadruk op het maaltijdkarakter bestaat het gevaar dat offerkarakter van het sacrament op den duur helemaal verdwijnt, evenals de presentia realis van Christus onder de gedaanten van brood en wijn, aldus Meisner. Dezelfde signalen werden reeds in 1965 afgegeven door Paulus VI in zijn encycliek Mysterium Fidei en ook Vaticanum II leert uitdrukkelijk dat in het centrum van het katholiek geloof dient te staan, dat onze Verlosser het eucharistisch offer van zijn lichaam en bloed heeft ingesteld om daardoor het kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen tot aan zijn wederkomst (Vat.II SC, 47).

Bovenstaande is één van de vele voorbeelden in de afgelopen jaren, van pastorale bezorgdheid van de hiërarchie omtrent de essentie van de Eucharistie, een situatie die zonder meer een gevolg is van het vrije gebruik van de liturgie-hervormingen sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw. Vernieuwing en traditie, eeuwenlang elkaars complement onder het motto: kostbaar oud en wordend nieuw, werden twee tegengestelde polen in het katholicisme. De breuk, die hiervan het gevolg was, concentreerde zich onvermijdbaar in de omgeving van de eucharistie. Tot dan was het katholicisme geconcentreerd op de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn. De presentia realis Christi had in grote lijnen het gehele tweede millennium bepaald door een spiritualiteit van aanbidding van de onder sacramentele gedaanten tegenwoordige Christus. Deze spiritualiteit bezat een sterke religieuze kracht, gaf vorm aan het geestelijke spanningsveld van de gelovige en maakte mystieke concentratie mogelijk met in het centrum daarvan: het geloof aan de presentia realis Christi.

Het wegnemen van de presentia realis uit het centrum van de spiritualiteit der gelovigen betekende een enorme schok in de diepste gevoelens van hun religieus leven en een aanval op de concrete bron van de christelijke mystiek. De liturgievernieuwers wilden immers de vele manieren aangeven, waaronder Christus in de Mis tegenwoordig is: in de priester, in de vergadering, in het woord. Bovendien wilden zij de Mis tot handeling van het volk van God maken door het aan de heilige handeling te laten deelnemen overeenkomstig het veelvoud van zijn functies. Was de consecratie van brood en wijn vóór de liturgiehervorming de centrale handeling van de Mis, zo verdeelde men de sacrale dimensie in de nieuwe mis over àlle delen van de viering en wel op basis van de idee, dat de tegenwoordigheid van Christus zich in talrijke vormen verwerkelijkt. Aldus verdween het centrale moment, waarin de gelovige zich bewust werd van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus; of boette in aan waarde als meest sterke mystieke moment, waardoor het christelijke volk het mysterie kon waarnemen.

Resultaat: Het mysterie raakte zoek, de religieuze zin der gelovigen gekwetst en de Kerk gespleten, doordat men de vorm aantastte van de incorporatie in Christus zoals zij in de Kerk van het tweede millennium werd beleefd: het object van het Lichaam van Christus onder de eucharistische gedaanten in de presentia realis. Het moment van aanbidding was ook het moment van vereniging, was de plaats waar het hart tot de harten sprak. De aanbidding was de weg die tot liefde leidde. Het diepe gevoel voor het transcendente vormde het fundament voor de werkelijke vreugde aan de werkelijke tegenwoordigheid van Christus.

Wie de afgelopen jaren de grote hoeveelheid tekst, die paus Johannes Paulus II alleen al aan de Eucharistie heeft gewijd, tot zich heeft genomen, zal zich afvragen: wat is er leerstellig nog toe te voegen? Het antwoord is wellicht te vinden in een recente catechese van de paus, waarin deze oproept tot een grote schoonmaak van de liturgie. Immers, het is de liturgie, die God en de mens bij elkaar brengt en allen uitnodigt zich door de Heilige Geest te laten vervullen om God, de Vader, te danken in de naam van de Heer Jezus Christus in een harmonie van stemmen en klank, in psalmen en liederen (Ef. 5,19-12). Deze oude wijze paus zal de werkelijke vreugde aan de werkelijke tegenwoordigheid van Christus blijven verkondigen. En de Nederlandstalige liturgisten kunnen het oude Dominus vobiscum nu eindelijk eens letterlijk vertalen in: de Heer ís met u. (SA)

Dit bericht is geplaatst in Sine fine met de tags , , . Bookmark de permalink.