Homilie van paus Franciscus op 1 januari 2014

De eerste lezing presenteert het oude zegeningengebed dat God aan Mozes gaf om het Aäron en zijn zonen bij te brengen: “Moge de Heer u zegenen en behoeden. Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn. Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken!” (Num 6,24-26). Het is heel betekenisvol om aan het begin van een nieuw jaar opnieuw te luisteren naar deze woorden van zegening: Zij zullen ons vergezellen op onze weg door de tijd die voor ons ligt. Het zijn woorden van kracht, moed en hoop; – geen ijdele hoop gebaseerd op zwakke menselijke beloften en ook geen naïeve hoop die de toekomst beter voorstelt simpel omdat het toekomst is. Deze hoop vindt zijn eigen reden juist in de zegen van God, een zegening die omvat de meest betekenisvolle wens, de wens van de Kerk voor ieder van ons, de volheid van alle liefdevolle bescherming van de Heer en van zijn helpende voorzienigheid.

De boodschap van hoop in deze zegening heeft zich volkomen gerealiseerd in een vrouw, in Maria, die bestemd was om Moeder van God te worden en verwerkelijkte zich in haar eerder dan in enig ander schepsel.

Moeder van God! Dit is de meest belangrijke en wezenlijke titel van de Maagd Maria. Het gaat om een eigenschap, om een rol, die het geloof van het christelijke volk in zijn liefdevolle en zuivere vroomheid tot onze hemelse Moeder van begin af aan heeft begrepen.

Denken wij aan dit grote moment in de geschiedenis van de oude Kerk, aan het concilie van Efese, waarin het goddelijk moederschap van de Maagd met autoriteit werd gedefinieerd. De waarheid over het goddelijk moederschap van Maria vond weerklank in Rome waar korte tijd later werd begonnen met de bouw van de basiliek van de ‘Santa Maria Maggiore’, het eerste Maria-heiligdom van Rome en van het hele Westen. Daar wordt de afbeelding van de Moeder van God wordt vereerd – de Theotokos – onder de titel van ‘Salus populi Romani’. Er wordt verteld dat de inwoners van Efese, tijdens het concilie, bijeen kwamen bij de zijkanten van het portaal van de basiliek, waar de bisschoppen toen vergaderden en luidkeels scandeerden: ‘Moeder van God!’ Door de officiële definitie van deze titel van de Maagd Maria met volks aandrang te vragen aan de bisschoppen, toonden de gelovigen aan, dat zij het goddelijk moederschap erkenden. Het is de spontane en oprechte houding van kinderen die hun Moeder goed kennen, omdat zij van haar houden met oneindige tederheid. Maar het is meer: het is de ‘sensus fidei’ van het heilige gelovige volk van God, dat zich in zijn eenheid nooit vergist.

Maria is van begin af aan steeds aanwezig in de harten, in de vroomheid en vooral in de geloofsweg van het christelijke volk. “De Kerk is onderweg in de tijd … en op deze pelgrimstocht … gaat zij voort in de voetsporen van de Maagd Maria” ( Johannes Paulus II, Enc. Redemptoris Mater, 2). Onze geloofsweg is dezelfde als die van Maria, daarom hebben wij het gevoel dat ze ons zeer nabij is! Met betrekking tot het geloof, dat de hoeksteen is van het christelijk leven, deelde de Moeder van God onze situatie. Dikwijls is zij dezelfde moeilijke en donkere wegen gegaan als wij “op de pelgrimsweg van het geloof” ( Vat II: Lumen gentium, 58).

Onze geloofsweg is onlosmakelijk verbonden met Maria sinds de stervende Jezus op het kruis haar aan ons gaf als moeder met de woorden “Zie daar uw moeder” (Joh 19,27). Deze woorden hebben de betekenis van een testament en geven aan de wereld een Moeder. Vanaf dat moment werd de Moeder van God ook onze Moeder! In het uur, waarin het geloof van de leerlingen het meest werd beproefd door vele moeilijkheden en onzekerheden, vertrouwde Jezus hen toe aan haar, die de eerste was die geloofde en van wie het geloof nooit zou falen. En die ‘vrouw’ wordt onze moeder op het ogenblik dat zij haar goddelijke Zoon verliest. Haar gewonde hart verruimde zich om plaats te maken voor alle mensen – goede en slechte – en zij houdt van hen zoals ze van Jezus hield. De vrouw die bij de bruiloft van Cana in Galilea haar gelovige medewerking had gegeven aan de openbaring van de wonderbaarlijke dingen van God in de wereld, hield op Calvarië de vlam van het geloof in de verrijzenis van haar Zoon brandend, en draagt dit geloof met moederlijke genegenheid over aan de anderen. Maria wordt zo tot bron van hoop en ware vreugde!

De Moeder van de Verlosser gaat ons voor en sterkt ons voortdurend in het geloof, in onze roeping en in onze missie. Met haar voorbeeld van deemoed en beschikbaarheid voor Gods wil, helpt zij ons om ons geloof om te zetten in een blijde verkondiging van het Evangelie en zonder voorbehoud. Zo zal ons missie vruchtbaar zijn, omdat deze gemodelleerd is naar het moederschap van Maria. Aan haar vertrouwen wij toe onze geloofsweg, onze hartenwensen, onze zorgen, de noden van heel de wereld, vooral van hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en vrede en God. Laten we haar samen drie keer toeroepen, zoals ooit de broeders en zusters van Efese: ‘Moeder van God’. – ‘Moeder van God! Moeder van God! Moeder van God! – Amen.

Traductie © 2013, Sef Adams.

Dit bericht is geplaatst in Sine fine. Bookmark de permalink.