HOMILIE VAN PAUS FRANCISCUS IN ZIJN EERSTE KERSTNACHTMIS VAN 24-12-2013.

1.“Het volk dat in het donker wandelt, ziet een groot licht” (Jes 9,1).

Steeds weer opnieuw worden we gegrepen door deze profetie van Jesaja, vooral wanneer wij haar beluisteren in de Liturgie van de kerstnacht. Dat is geen kwestie van emotie of sentiment. Wij worden bewogen omdat deze profetie de diepe werkelijkheid uitdrukt van wat we zijn: We zijn een volk onderweg en rondom ons – en ook in ons – is er duisternis en licht. En in deze nacht, terwijl de geest der duisternis de wereld omhult, hernieuwt zich de gebeurtenis die ons steeds verbaast en verrast: Het volk, dat onderweg is, ziet een groot licht. Een licht dat ons tot nadenken brengt over dit mysterie van het onderweg zijn en van het zien.

Onderweg zijn. Dit woord doet ons denken aan de loop der geschiedenis, aan de lange weg van de geschiedenis van de verlossing, te beginnen met Abraham, onze vader in het geloof, die de Heer op een dag opriep om te vertrekken en naar het land te gaan dat Hij hem zou tonen. Vanaf toen is onze identiteit van gelovigen, die van een pelgrimmerend volk op weg naar het beloofde land. Deze geschiedenis werd steeds vergezeld door de Heer! Hij is altijd trouw aan zijn verbond en zijn beloften. Omdat Hij trouw is, is God licht en is er in Hem geen spoor van duisternis (1 Joh 1,5). Maar aan de kant van het volk wisselen de momenten van licht en duisternis elkaar af, van trouw en ontrouw, van gehoorzaamheid en opstandigheid; momenten van het pelgrimmerende en van een dolend volk.

Ook in onze persoonlijke geschiedenis zijn er afwisselend heldere en donkere momenten, licht en schaduw. Als wij God, en onze broeders en zusters liefhebben zijn we onderweg naar het licht; maar als ons hart zich sluit, als in ons trots, leugen en eigen interesse de overhand hebben, dan breekt in en rondom ons de duisternis aan. De apostel Johannes zegt: “Wie zijn broeder haat is in de duisternis. Hij tast in het donker en weet niet waarheen zijn weg hem voert, want de duisternis heeft hem blind gemaakt” (1 Joh 2,11). Een volk onderweg wil echter een pelgrimmerend volk zijn, een volk dat niet dwaalt.

2. In deze nacht weerklinkt als een bundel van het meest heldere licht de verkondiging van de Apostel: “de genade van God, de bron van heil voor alle mensen is op aarde verschenen”(Tit 2,11).

Jezus, geboren uit de Maagd Maria, waarlijk mens en waarlijk God, is de genade die is verschenen in de wereld. Hij is onze geschiedenis binnen gegaan; met ons deelde Hij ons onderweg zijn. Hij kwam om ons te bevrijden van de duisternis en ons het licht te schenken. In Hem verscheen de genade, de barmhartigheid, de tederheid van de Vader: Jezus is de mens geworden Liefde. Hij is niet alleen leermeester der wijsheid, Hij is niet een ideaal waarnaar wij streven en waar we ons hopeloos ver van verwijderd weten, Hij is de zin van het leven en van de geschiedenis die zijn ‘tent’ heeft opgeslagen te midden van ons.

3. De herders waren de eersten die deze ‘tent’ zagen, die de verkondiging van de geboorte van Jezus ontvingen. Zij waren de eersten omdat ze tot de laatsten behoorden, tot de marginalen. En zij waren de eersten omdat zij de wacht hielden in de nacht en over hun kudde waakten. Het is de wet van de pelgrims om waakzaam te zijn. En de herders waren waakzaam. Samen met hen blijven we staan voor het Kind. Laten we dat in stilte doen. Laten we samen met hen de Heer danken, omdat Hij ons Jezus heeft geschonken; en met hen laten wij uit de diepte van ons hart de lof op stijgen voor zijn trouw: Wij zegenen U, Heer, allerhoogste God, Gij die Uzelf vernederde voor ons. U bent immens groot en Gij hebt U klein gemaakt; U bent rijk en Gij hebt U arm gemaakt; Gij zijt almachtig en Gij hebt U kwetsbaar gemaakt.

In deze nacht delen we de vreugde van het Evangelie: God houdt van ons. Hij houdt zoveel van ons dat Hij zijn Zoon gaf als onze broeder, als licht in onze duisternis. De Heer herhaalt aan ons: “Vreest niet” (Luc 2,10), zoals de engelen zeiden aan de herders: “Vrees niet”. En ook ik zeg aan u allen nog een keer: Vreest niet! Onze Vader is geduldig, Hij houdt van ons, Hij geeft ons Jezus om ons te leiden op de weg naar het beloofde land. Hij is het licht dat de in de duisternis schijnt. Hij is de barmhartigheid: onze Vader die ons altijd vergeeft. Hij is onze vrede. Amen.

Traductie © Sef Adams.

Dit bericht is geplaatst in Sine fine. Bookmark de permalink.